Abstract
Informatie- en communicatietechnologieën (ICT) hebben het werken en leven in de 21e eeuw revolutionair veranderd. Eén vorm van werk dat de laatste jaren bijzondere aandacht heeft getrokken is platformwerk. Terwijl platformwerk een belangrijk vraagstuk aansnijdt, namelijk of een platformwerker een werknemer is en dus arbeidsrechtelijke bescherming geniet, heeft een – daaraan gerelateerd – onderwerp tot nu toe slechts weinig aandacht gekregen: wat te doen, indien algoritmische beslissingen over het aan elkaar koppelen van vraag en aanbod, de te betalen beloning of de gevolgen van klantenevaluaties tot discriminerende uitkomsten leiden? In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de vraag in hoeverre het huidige EU non-discriminatierecht nog wel geschikt is in tijden van algoritmische besluitvorming. Deze bijdrage begint met een korte analyse van werken in de platformeconomie en de uitdagingen die het meebrengt, om daarna de rol van algoritmen en hun vermogen om discriminerende beslissingen te nemen te analyseren. Vervolgens wordt gekeken naar het EU non-discriminatierecht en, om de mogelijke knelpunten rondom algoritmische discriminatie te kunnen concretiseren, in het bijzonder naar het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen (art. 157 VWEU). Met name wordt gekeken wat het betekent indien bedrijven hun algoritmen als bedrijfsgeheim kwalificeren en dus toegang tot het beslissingsmodel en de gegevensbronnen (willen) weigeren alsmede de rol van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Originalsprache | Niederländisch |
---|---|
Seiten (von - bis) | 50 - 56 |
Fachzeitschrift | Ondernemingsrecht |
Jahrgang | 20 |
Ausgabenummer | 1 |
Publikationsstatus | Veröffentlicht - 2019 |